Samenvatting oudste familie

 

Arijen Cornelisz. ’t Rootje
Arien Cornelisz ‘t Rootge


Arijen Cornelisz ’t Rootje was echtgenoot van Trijntge Davitsdr., zie “sommiere staat van de nagelaten boedel van Hilletgie Lodewijcx, in haar leven weduwe van David Jacobsz., in dato 14 november 1663”. Hilletgie was de moeder van Trijntje, David haar vader.

 

Hilletgen Lodewijcx,, wonende op 't Huis te Revier onder de Ambachte van Kethel, maakte na de dood van haar man Davidt Jacobsz. Visscher op 28 augustus 1656 haar testament op, waarin zij “ten eerste maakt en bespreekt en legaat van 300 gulden aan haar dochter Celitgen Davits, benoemt vervolgens tot haar universele erfgenamen haar gezamenlijke kinderen.”
Op 4 mei 1662 maakt zij haar testament, waarbij zij “aan Maertgen en Heijndrickge Davidts elk legateert 60 gulden, aan haar dochter Celijtgen Davits 300 gulden, en benoemt tot haar erfgenamen haar kinderen Jacob, Trijntge, Lodewijck, Maertgen voorn., Heijndrickge voorn. en Celijtgen voorn. Davits, terwijl zij tot voogden over haar minderjarige erfgenamen benoemt Gerrit Jongste en Jacob Jansz.

”Sommieren Staet van het innecomen ende lasten des boedels van za. Hilletgie Lodewijcx weduwe was van David Jacobsz., gewoont hebbende op het Huijs te Riviere inden ambachte van Kethel onde overleden tot Schiedam, sulcx de metter doot ontruijmt en naergelaten sijn. in dato 14 nov. 1663.”

 

 

De stadsdokter te Schiedam, Johannes Sissimus, verklaart op 29 okt. 1674 op verzoek van Arien Cornelisz. 't Rootge, en drie andere “busschieters”, dat hij “hen ziek heeft bevonden, welke diagnose is bevestigd door Cornelis Maren, gewezen chirurgijn.”

 

 

Arijen Arijensz. ’t Rootje
Arien Ariensz Rootge (Rootje-Rotsje),

Adriaan Adriaanz de Roo

 

Arijen Arijensz. 't Rootje was gehuwd met Jannetge Jansdr., wo. te Schiedam. Zij maakten op 16 april 1669 hun testament en benoemen de langstlevende tot universeel erfgenaam.

 

Arijen, “gewezen Hooghbootsman”, was op 21 november 1671 “oud omtrent 27 jaren” en verklaarde toen samen met enkele anderen “ten verzoeke van Daniel van der Heij, coopman tot Rotterdam” bij de notaris, dat zij “nu vier weken geleden in hun voorschreven kwaliteit met het schip "de Hoop", daar schipper op is Cornelis Boot van Schiedam, in de Maze zijn gearriveerd komende van Wijborgh in Vinland geladen met teer en pek enz.”.

 

Schipper Adriaen Adriaensz. de Roo, zat omstreeks 1683 in Turkse gevangenschap. Zijn echtgenoot Jannetje Jans bezocht op 5 sept. de notaris i.v.m. een machtiging tot ontvangst van verzekeringsgelden.
Adriaen verklaart later, op 14 febr. 1698 op verzoek van Arien Teunisz. Grobber, dat “deze in 1682 als kok met hem meegevaren is naar St. Tubes op het schip "De Aeckerboom" en dat op de terugreis hun schip door een kaper uit Tunis is veroverd en dat de voorn. Grobber eerst voor kort uit de slavernij is losgelaten.”

  

Deze pagina is bijgewerkt tot zondag 26 augustus 2012.      
© 2012 Henc R.A. de Roo, Huizen.